logo

Geschillenbeslechting 2020

LITIGATIE

Hofsysteem

1 Wat is de structuur van de burgerlijke rechtspraak?

Op het eerste niveau worden civielrechtelijke procedures aangespannen bij de arrondissementsrechtbank of de regionale rechtbanken. De arrondissementsrechtbanken zijn bevoegd voor de meeste geschillen op het gebied van huurrecht en familierecht (materiele bevoegdheid) en voor geschillen tot een bedrag van € 15.000 (geldelijke bevoegdheid). Beroep op feitelijke en juridische gronden kan worden ingesteld bij de regionale rechtbanken. Als het gaat om een juridische kwestie van fundamenteel belang, kan een ander definitief beroep worden ingesteld bij het Hooggerechtshof. De regionale rechtbanken zijn bevoegd voor geschillen over een bedrag van meer dan 15.000 euro en voor onderwerpen die verband houden met de intellectuele eigendom en de mededinging, evenals voor verschillende specifieke wetten (wet op de openbare aansprakelijkheid, wet op de gegevensbescherming en de Oostenrijkse wet op de nucleaire aansprakelijkheid). Het beroep moet worden gericht aan de hogere regionale rechtbanken. Het derde en laatste beroep gaat naar het Hooggerechtshof. Voor commerciële zaken bestaan er alleen in Wenen speciale handelsrechtbanken. Daarnaast beslissen de bovengenoemde gewone rechtbanken als handelsrechtbanken. Commerciële zaken zijn bijvoorbeeld rechtszaken tegen ondernemers of bedrijven in verband met handelstransacties, oneerlijke concurrentiezaken en dergelijke. Andere bijzondere rechtbanken zijn de arbeidsrechtbanken, die bevoegd zijn voor alle civielrechtelijke geschillen tussen werkgevers en werknemers die voortvloeien uit (voormalige) arbeidsverhoudingen, alsmede voor sociale zekerheids- en pensioenzaken. Zowel in handelszaken (voor zover de handelsrechtbanken in panels beslissen) als in arbeidszaken beslissen respectievelijk lekenrechters en beroepsrechters samen. Het Hof van Beroep in Wenen beslist als kartelrechtbank op procesniveau. Dit is het enige kartelhof in Oostenrijk. De beroepen worden door het Hooggerechtshof als het Kartelhof van Beroep beslist. In kartelzaken, zitten de lekenrechters ook op de bank met professionele rechters.

Rechters en jury's

2 Wat is de rol van de rechter en de jury in civiele procedures?

In vergelijking met de landen van het gewoonterecht is de rol van de Oostenrijkse rechters nogal inquisitoriaal: om de relevante feiten vast te stellen, kunnen de rechters getuigen gelasten op een hoorzitting te verschijnen, tenzij beide partijen zich daartegen verzetten, of anders naar eigen goeddunken deskundigen aanwijzen. In sommige gevallen zal het tribunaal bestaan uit een panel van "deskundige" lekenrechters, met name in antitrustzaken, en "geïnformeerde" lekenrechters op het gebied van arbeids- en openbare aangelegenheden.

Beperkingskwesties

3 Wat zijn de termijnen voor het instellen van civiele vorderingen?

De verjaringstermijnen worden bepaald door het materiële recht. Vorderingen zijn niet meer afdwingbaar als ze eenmaal verjaard zijn. De verjaringstermijn gaat doorgaans in wanneer een recht voor het eerst had kunnen worden uitgeoefend. In het Oostenrijkse recht wordt een onderscheid gemaakt tussen een lange en een korte verjaringstermijn. De lange verjaringstermijn is 30 jaar en is van toepassing wanneer bijzondere bepalingen niet anders bepalen. De korte verjaringstermijn is drie jaar (kan worden verlengd of opgeheven) en geldt bijvoorbeeld voor vorderingen of schadeclaims. De verjaringstermijn moet expliciet door één partij worden beargumenteerd, maar mag niet op initiatief van de rechter (ambtshalve) in overweging worden genomen.

Preactiegedrag

4 Zijn er pre-actieoverwegingen waarmee de partijen rekening moeten houden?

Nee, dat is er niet. In het algemeen zal een eiser zijn tegenstander echter op de hoogte stellen voordat hij een procedure start.

Starten van de procedure

5 Hoe wordt een civiele procedure gestart? Hoe en wanneer worden de partijen in de procedure in kennis gesteld van de inleiding van de procedure?

De procedure wordt ingeleid door het indienen van een verklaring van eis bij de rechtbank. De verklaring van vordering wordt geacht officieel te zijn ingediend bij ontvangst.

De betekening gebeurt meestal per aangetekende brief (of, eenmaal vertegenwoordigd door een advocaat, via elektronisch gerechtsverkeer, namelijk een elektronisch communicatiesysteem dat rechtbanken en advocatenkantoren met elkaar verbindt). De betekening of kennisgeving van het stuk wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de datum waarop het stuk fysiek wordt overhandigd aan de ontvanger (of beschikbaar is voor inzage).

Binnen de Europese Unie is de verordening inzake betekening en kennisgeving (Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken) van toepassing. De betekening of kennisgeving aan internationale organisaties of aan buitenlanders die internationale publiekrechtelijke immuniteiten genieten, geschiedt met instemming van het Oostenrijkse ministerie van Buitenlandse Zaken. In alle andere gevallen geschiedt de betekening of kennisgeving in het buitenland in overeenstemming met de respectieve verdragen (met name het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerlijke rechtsvordering).

Dienstregeling

6 Wat is de typische procedure en het tijdschema voor een civiele vordering?

De vordering wordt ingediend bij de rechtbank en doorgegeven aan de verweerder, samen met een bevel tot het indienen van een verweerschrift. Indien de verweerder tijdig antwoordt (vier weken na ontvangst), wordt een voorbereidende hoorzitting gehouden, die vooral dient om de verdere procedure vorm te geven door het bespreken van de belangrijkste juridische en feitelijke vragen die aan de orde zijn en van bewijskwesties (documenten, getuigen, deskundigen). Daarnaast kunnen de mogelijkheden voor een schikking worden besproken. Na een briefwisseling volgen de belangrijkste hoorzittingen.

De gemiddelde duur van een rechtszaak in eerste aanleg is één jaar. Complexe geschillen kunnen echter aanzienlijk langer duren. In het appel-laatste stadium wordt na ongeveer zes maanden een beslissing genomen. In dit verband zijn er geen versnelde procesprocedures beschikbaar in Oostenrijkse civiele procedures.

Casemanagement

7 Kunnen de partijen de procedure en het tijdschema controleren?

De rechtbanken verdelen de zaken volgens criteria die op regelmatige basis door een bepaalde senaat worden vastgesteld.

De procedures worden in de eerste plaats gecontroleerd door de rechter die verantwoordelijk is voor het schema. De rechter gelast de partijen om binnen een bepaalde termijn een brief in te dienen en bewijs te leveren. Indien nodig worden de deskundigen ook door de rechter benoemd. De partijen kunnen echter procedurele moties indienen (bijvoorbeeld voor een verlenging van de termijn), maar kunnen ook instemmen met de schorsing van de procedure.

Bewijsmateriaal - documenten

8 Is er een verplichting om documenten en andere bewijsstukken te bewaren in afwachting van het proces?

Moeten partijen relevante documenten (met inbegrip van de documenten die niet nuttig zijn voor hun zaak) met elkaar delen? (1) de partij die in het bezit is van het document in kwestie uitdrukkelijk heeft verwezen naar het document in kwestie als bewijs voor haar eigen beweringen; (2) de partij in bezit een wettelijke verplichting heeft om het document aan de andere partij te overhandigen; of (3) het document in kwestie in het juridisch belang van beide partijen is opgesteld, een wederzijdse rechtsbetrekking tussen hen bevestigt, of schriftelijke verklaringen bevat die tijdens de onderhandelingen over een rechtshandeling tussen hen zijn afgelegd.

Een partij is niet verplicht documenten voor te leggen die betrekking hebben op het gezinsleven indien de tegenpartij haar ereverplichtingen schendt door de afgifte van documenten, indien de openbaarmaking van documenten leidt tot schande voor de partij of een andere persoon of het risico van strafrechtelijke vervolging inhoudt, of indien de openbaarmaking in strijd is met een door de staat goedgekeurde geheimhoudingsplicht van de partij waarvan zij niet wordt vrijgelaten of inbreuk maakt op een zakengeheim (of om een andere soortgelijke reden als hierboven).

Er zijn geen speciale regels voor de openbaarmaking van elektronische documenten of aanvaardbare praktijken voor het uitvoeren van e-disclosure. Ten slotte bestaan er geen regels voor de bekendmaking voorafgaand aan de actie.

Bewijs - voorrecht

9 Zijn er documenten bevoorrecht?

Zou het advies van een bedrijfsjurist (lokaal of buitenlands) ook geprivilegieerd zijn? Volgens de regels van het beroepsgeheim van de advocaten is er geen verplichting om documenten te overleggen, tenzij de advocaat beide partijen heeft geadviseerd in verband met de betwiste rechtshandeling. De advocaten hebben het recht om te weigeren een mondelinge getuigenis af te leggen indien zij in hun professionele hoedanigheid over informatie beschikken.

Bewijs - vooronderzoek

10 Wisselen partijen voorafgaand aan het proces schriftelijk bewijs uit van getuigen en deskundigen?

Nee - het bewijs wordt geleverd in de loop van het proces, niet eerder. De partijen zijn verplicht het bewijs te leveren ter ondersteuning van hun respectieve beweringen of wanneer de bewijslast op hen rust.

Bewijsmateriaal - rechtszaak

11 Hoe wordt het bewijs tijdens het proces gepresenteerd?

De belangrijkste soorten bewijs zijn documenten, partij- en getuigenverklaringen, getuigenverklaringen van deskundigen en gerechtelijke inspecties. Schriftelijke getuigenverklaringen zijn niet toegestaan.

Er zijn geen deposities en geen schriftelijke getuigenverklaringen, dus getuigen zijn verplicht om op de hoorzitting te verschijnen en te getuigen. Getuigen worden door de rechter gehoord, gevolgd door (aanvullende) vragen van de wettelijke vertegenwoordigers van de partijen.

Er bestaan beperkingen op deze verplichting (bijvoorbeeld privileges voor advocaten, artsen, priesters of in verband met de mogelijke strafbaarstelling van naaste familieleden).

Terwijl de (gewone) getuige een getuigenis aflegt over de feiten, levert de getuige-deskundige het hof kennis die de rechter niet kan hebben. Het bewijs van de deskundige wordt voor de rechtbank afgelegd. Een getuige-deskundige kan door partijen worden gevraagd, maar ook ambtshalve door de rechter worden opgeroepen. Een getuige-deskundige moet zijn bevindingen in een proces-verbaal vastleggen. Tijdens de zitting moeten (indien de partijen daarom verzoeken) mondelinge opmerkingen en toelichtingen worden gegeven. Privé-rapporten worden niet beschouwd als deskundigenrapporten in de zin van het ACCP; zij hebben de status van een privé-document.

Aangezien er geen ruimte is voor gelijktijdig bewijs, bestaan dergelijke regels niet.

Tussentijdse remedies

12 Welke voorlopige maatregelen zijn beschikbaar?

De toekenning van voorlopige maatregelen wordt geregeld door de Oostenrijkse handhavingswet. In het algemeen voorziet de Oostenrijkse wet in drie belangrijke soorten voorlopige maatregelen:

  • om een geldvordering veilig te stellen;
  • om een claim voor specifieke prestaties te verkrijgen; en
  • De partijen kunnen zich tot de rechter wenden voor hulp bij het veiligstellen van het bewijs, zowel voor als na het indienen van een claim. Het vereiste wettelijke belang wordt geacht te zijn vastgesteld indien de toekomstige beschikbaarheid van het bewijsmateriaal onzeker is of indien het noodzakelijk is de huidige status van een voorwerp te onderzoeken.

Remedies

13 Welke materiële rechtsmiddelen zijn beschikbaar? De wettelijke rente op geldbeschikkingen is vastgesteld op vier procent per jaar. Voor geldvorderingen die voortvloeien uit handelstransacties geldt echter een hogere rente dan de wettelijke basisrente. Het hogere rentepercentage voor dergelijke gevallen wordt bepaald door de Oostenrijkse Nationale Bank. Schadevergoedingen met een punitief karakter zijn niet beschikbaar.

Handhaving

14 Welke handhavingsmiddelen zijn er beschikbaar?

De tenuitvoerlegging van vonnissen wordt geregeld door de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet.

Het Oostenrijkse handhavingsrecht voorziet in verschillende vormen van handhaving. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een ten uitvoer te leggen titel die gericht is op een geldvordering of op een vordering voor specifieke prestaties, en waartegen de tenuitvoerlegging van vermogensbestanddelen moet worden afgedwongen. Over het algemeen zijn de gebruikelijke methoden van tenuitvoerlegging:

  • Beslaglegging op onroerend goed;
  • beslaglegging en overdracht of vorderingen;
  • verplichte leasing; en
  • gerechtelijke actie.

De tenuitvoerlegging wordt uitgevoerd door een gerechtsdeurwaarder, die een uitvoerend orgaan van de rechtbank is en de bevelen van de rechtbank moet opvolgen. Met betrekking tot onroerende goederen zijn er drie soorten handhavingsmaatregelen beschikbaar:

  • verplichte hypotheek;
  • verplichte administratie, met als doel het genereren van inkomsten om aan de vordering te voldoen; en
  • verplichte verkoop van een onroerend goed.

Met betrekking tot roerende zaken maakt het Oostenrijkse recht een onderscheid:

  • beslaglegging op vorderingen;
  • bevestiging van tastbare en verplaatsbare voorwerpen;
  • beslag op vorderingen tot levering tegen derden-debiteuren; en
  • beslaglegging op andere eigendomsrechten. Naar Oostenrijks recht is het niet mogelijk beslag te leggen op bepaalde specifieke vorderingen, zoals verpleegkundige vergoeding, huursteun, gezinstoelagen en studiebeurzen.

Toegang voor het publiek

15 Worden de rechtszittingen in het openbaar gehouden? Zijn de gerechtelijke documenten beschikbaar voor het publiek?

In de meeste gevallen zijn de rechtszittingen opengesteld voor het publiek, hoewel een partij de rechter kan vragen om het publiek uit te sluiten van de zitting, op voorwaarde dat de partij een gerechtvaardigd belang kan aantonen voor de uitsluiting van het publiek. De inzage in het dossier is in principe alleen toegestaan aan partijen die bij de procedure betrokken zijn. Derden kunnen inzage krijgen in de dossiers of zich zelfs aansluiten bij de procedure als zij voldoende juridisch belang kunnen aantonen (bij de mogelijke uitkomst van de procedure).

Kosten

16 Is de rechter bevoegd om de kosten te veroordelen?

In zijn eindoordeel zal de rechter bepalen wie de proceskosten zal moeten dragen (met inbegrip van gerechtskosten, juridische kosten en bepaalde andere kosten van de partijen (bv. kosten voor de bescherming van bewijsmateriaal, reiskosten). In principe heeft de winnende partij echter recht op vergoeding door de verliezende partij van alle kosten van de procedure. De beslissing van de rechtbank over de kosten is vatbaar voor verhaal, samen met of zonder beroep tegen de beslissing van de rechtbank ten gronde.

Volgens de Oostenrijkse wet op de honoraria van de rechtbank moet de eiser (rekwirant) de kosten voorschieten. Het bedrag wordt bepaald op basis van het betwiste bedrag. In de beschikking wordt bepaald wie de kosten moet dragen of in welke verhouding de kosten van de procedure moeten worden verdeeld.

Advocatenhonoraria worden vergoed op grond van de Oostenrijkse wet op de advocatenhonoraria, ongeacht de overeenkomst tussen de winnende partij en haar advocaat. Het terug te betalen bedrag kan dus lager zijn dan het werkelijk verschuldigde advocatenhonorarium, aangezien elke vordering tot terugbetaling beperkt is tot de noodzakelijke kosten. Er zijn geen regels met betrekking tot de kostenbegroting; er zijn dan ook geen vereisten om een gedetailleerde uitsplitsing te geven voor elke fase van het geschil. Op verzoek kan een eiser die buiten de Europese Unie woont, worden gelast een waarborgsom te storten ter dekking van de potentiële proceskosten van de verweerder, tenzij bi- of multilaterale verdragen anders bepalen. Dit geldt ook niet als de eiser zijn woonplaats in Oostenrijk heeft, de (kosten)beslissing van de rechtbank uitvoerbaar is in de woonstaat van de eiser of als de eiser over voldoende onroerende goederen in Oostenrijk beschikt.

Financieringsregelingen

17 Zijn er 'no win, no fee' overeenkomsten, of andere soorten contingency of conditional fee regelingen tussen advocaten en hun cliënten, beschikbaar voor partijen? Kunnen partijen een procedure aanspannen met behulp van financiering door derden? Zo ja, mag de derde partij een deel van de opbrengst van de vordering op zich nemen? Mag een partij in een rechtszaak haar risico delen met een derde?

Tenzij anders overeengekomen, zijn de advocatenkosten onderworpen aan de Oostenrijkse wet op de advocatenkosten. Afspraken over uurtarieven zijn toegestaan en gebruikelijk. Het is niet verboden om forfaitaire honoraria vast te stellen, maar deze worden minder vaak gebruikt in rechtszaken. Rampenhonoraria zijn alleen toegestaan als ze niet worden berekend als een percentage van het door de rechtbank toegekende bedrag (pactum de quota litis).

Rechtsbijstand wordt verleend aan partijen die zich geen kosten en honoraria kunnen veroorloven. Indien de betrokken partij kan aantonen dat de financiële middelen ontoereikend zijn, worden de gerechtskosten vergoed of zelfs kwijtgescholden en wordt een advocaat gratis ter beschikking gesteld.

Financiering door derden is toegestaan en meestal beschikbaar voor hogere bedragen in geschil (minimaal circa € 50.000), maar het is flexibeler wat betreft honoreringsafspraken. Erelonenafspraken die een deel van de opbrengst aan de advocaat geven, zijn verboden.

Verzekering

18 Is er een verzekering beschikbaar om alle of een deel van de juridische kosten van een partij te dekken?

Een verzekering voor juridische kosten is in Oostenrijk algemeen beschikbaar en kan - afhankelijk van de individuele verzekeringspolis - een breed scala aan kosten dekken die voortvloeien uit juridische procedures, met inbegrip van de kosten van de partij en de potentiële aansprakelijkheid voor de kosten van de tegenpartij.

Klasse-actie

19 Mogen procespartijen met vergelijkbare vorderingen een vorm van collectief verhaal brengen?

In welke omstandigheden is dit toegestaan? Hoewel het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering geen bepaling over groepsacties bevat, heeft het Oostenrijkse hooggerechtshof geoordeeld dat een "groepsvordering met een specifiek Oostenrijks karakter" juridisch toelaatbaar is. Het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering staat een consolidatie van vorderingen van dezelfde eiser tegen dezelfde verweerder toe.

Een voeging kan worden ingediend indien: de rechter bevoegd is voor alle vorderingen, dezelfde soort procedure van toepassing is of het onderwerp van de vordering van dezelfde aard is wat betreft feiten en recht. Een andere mogelijkheid is het organiseren van massavorderingen en deze toewijzen aan een instelling die dan als één enkele eiser optreedt.

Beroep

20 Op welke gronden en onder welke omstandigheden kunnen partijen in beroep gaan?

Is er een recht op verder beroep? Er zijn gewone beroepen tegen het vonnis van een rechtbank en beroepen tegen het vonnis van een hof van beroep. Ook procedurele bevelen kunnen worden aangevochten; de procedure verloopt in principe volgens dezelfde regels als het hoger beroep (maar is iets minder informeel).

Een beroep tegen een vonnis schort de rechtsgeldigheid en - op enkele uitzonderingen na - de uitvoerbaarheid ervan op. Als algemene regel geldt dat er geen nieuwe argumenten, vorderingen, verweren en bewijzen mogen worden aangevoerd (deze zullen worden genegeerd). Andere rechtsmiddelen zijn beroepen tot nietigverklaring of tot heropening van de procedure. Een beroep kan worden ingesteld om vier belangrijke redenen, waaronder:

  • procedurefouten;
  • ongerechtvaardigde uitsluiting van bewijsmateriaal;
  • onjuiste opgave van feiten; en
  • onjuiste toepassing van de wet.

Na hoger beroep kan het hof van beroep het vonnis vernietigen en de zaak terugverwijzen naar de rechtbank van eerste aanleg, of het kan het vonnis wijzigen of bevestigen.

Ten slotte kan tegen een zaak alleen beroep worden ingesteld bij de Hoge Raad als het gaat om de oplossing van een juridische kwestie van algemeen belang, namelijk als de verduidelijking ervan van belang is voor de juridische consistentie, voorspelbaarheid of ontwikkeling, of bij gebrek aan coherente en eerdere uitspraken van de Hoge Raad.

Buitenlandse vonnissen

21 Welke procedures bestaan er voor de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen?

Naast de talrijke bilaterale en multilaterale instrumenten die Oostenrijk heeft gesloten, zijn de Oostenrijkse wet op de tenuitvoerlegging, het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering en de Oostenrijkse wet op de rechterlijke bevoegdheid van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen. In geval van een conflict tussen wettelijke bepalingen en toepasselijke verdragsbepalingen, prevaleren de laatste. Hoewel de Oostenrijkse jurisprudentie niet bindend is, wordt zij zorgvuldig overwogen.

Oostenrijk heeft veel bilaterale en multilaterale instrumenten ondertekend. De belangrijkste in dit verband is de Eb-verordening (Verordening (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)). De verordening betreffende Brussel I bis stelt uniforme regels vast om het vrije verkeer van beslissingen in de Europese Unie te vergemakkelijken en is van toepassing op rechtsvorderingen die op of na 10 januari 2015 worden ingesteld.

De Eb-verordening komt in de plaats van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van 22 december 2000 (de Eb-verordening, samen met de Eb-verordening, "de Brusselse regeling"), die van toepassing blijft op alle gerechtelijke procedures die vóór 10 januari 2015 zijn ingeleid.

De basisvereisten voor de afdwingbaarheid zijn onder meer de volgende:

  • het vonnis is uitvoerbaar in de staat van uitgifte van het vonnis;
  • een internationaal verdrag of een nationale regeling voorziet uitdrukkelijk in wederkerigheid tussen Oostenrijk en de staat van uitgifte bij de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen;
  • het stuk dat het geding inleidt, naar behoren aan de verweerder is betekend;
  • het ten uitvoer te leggen vonnis wordt met een gewaarmerkte transrelatie overgelegd; en
  • er zijn geen gronden om de erkenning van de uitvoerbaarheid te weigeren.

Een partij die om tenuitvoerlegging verzoekt, moet een verzoek om toestemming voor tenuitvoerlegging indienen bij de desbetreffende rechtbank. Het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid moet worden ingediend bij het gerecht van de plaats waar de schuldenaar zijn woonplaats heeft. De partij kan dit verzoek combineren met een verzoek om toestemming tot tenuitvoerlegging. In dat geval beslist het gerecht gelijktijdig over beide. Zodra een buitenlandse beslissing in Oostenrijk uitvoerbaar is verklaard, volgt de tenuitvoerlegging ervan dezelfde regels als voor een binnenlandse beslissing, wat betekent dat de tenuitvoerlegging van beslissingen wordt geregeld door de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet.

Buitenlandse procedures

22 Zijn er procedures voor het verkrijgen van mondelinge of schriftelijke bewijzen voor gebruik in civiele procedures in andere rechtsgebieden?

In de Europese Unie wordt de procedure voor het verkrijgen van mondeling of schriftelijk bewijs uit andere rechtsgebieden geregeld door de bewijsverkrijgingsverordening (Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken). Deze verordening is van toepassing op zowel mondelinge als schriftelijke bewijsstukken en bepaalt dat verzoeken om rechtshulp rechtstreeks tussen de gerechten kunnen worden gecommuniceerd. Bilaterale verdragen kunnen verzoeken om rechtshulp buiten de Europese Unie indienen.

ARBITRATIE

UNCITRAL-modelrecht

23 Is het arbitragerecht gebaseerd op het UNCITRAL-modelrecht?

Ja - het Oostenrijkse arbitragerecht (opgenomen in het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering (ACCP)) weerspiegelt in wezen de UNCITRAL-modelwet inzake internationale handelsarbitrage, terwijl het arbitragetribunaal een grote mate van onafhankelijkheid en autonomie krijgt. In tegenstelling tot het UNCITRAL-modelrecht maakt het Oostenrijkse recht geen onderscheid tussen binnenlandse en internationale arbitrages, noch tussen commerciële en niet-commerciële arbitrages. Daarom zijn er speciale bepalingen van toepassing op werkgelegenheids- en consumentenzaken (deze zijn te vinden in respectievelijk paragraaf 618 en 617 ACCP).

Meer in het algemeen wordt de Oostenrijkse Arbitragewet geregeld in de artikelen 577 tot en met 618 ACCP. Deze artikelen vormen het algemene kader voor arbitrageprocedures, zowel voor binnenlandse als voor internationale arbitrages.

Arbitrageovereenkomsten

24 Wat zijn de formele vereisten voor een afdwingbare arbitrageovereenkomst?

Arbitrageovereenkomst moet schriftelijk zijn (artikel 581 ACCP). De formele vereisten voor een afdwingbare arbitrageovereenkomst zijn te vinden in artikel 581 tot 585 ACCP. Een overeenkomst tot arbitrage moet worden gesloten:

  • de partijen voldoende te specificeren (zij moeten ten minste bepaalbaar zijn);
  • het onderwerp van het geschil voldoende te specificeren met betrekking tot een bepaalde rechtsverhouding (deze moet ten minste bepaalbaar zijn en kan worden beperkt tot bepaalde geschillen, of alle geschillen omvatten);
  • de intentie van de partijen om het geschil door middel van arbitrage te laten beslechten voldoende te specificeren, waardoor de bevoegdheid van de staatsrechtbanken wordt uitgesloten; en
  • worden opgenomen in een schriftelijk document dat door de partijen is ondertekend of in faxen, e-mails of andere mededelingen die tussen de partijen worden uitgewisseld en waarin het bewijs van een overeenkomst wordt bewaard.
  • Voor consumenten en werknemers gelden bijzondere bepalingen (deze zijn te vinden in respectievelijk paragraaf 617 en 618 ACCP).

Keuze van de arbiter

25 Indien de arbitrageovereenkomst en eventuele relevante regels hierover zwijgen, hoeveel arbiters zullen er dan worden benoemd en hoe zullen zij worden benoemd? Zijn er beperkingen op het recht om de benoeming van een arbiter aan te vechten?

Het ACCP voorziet in standaardbepalingen voor de benoeming van arbitragetoren. Indien de arbitrageovereenkomst zwijgt en de partijen geen overeenstemming bereiken, voorziet de Oostenrijkse arbitragewet in een tribunaal bestaande uit drie arbiters (artikel 586, lid 2, van het ACCP).

De partijen zijn vrij om de procedure voor het aanvechten van de benoeming van een arbiter overeen te komen (artikel 589 ACCP). In dit verband kan een arbitarist alleen worden aangevochten als er omstandigheden zijn die aanleiding geven tot gerechtvaardigde twijfels over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid, of als hij of zij niet over de door de partijen overeengekomen kwalificaties beschikt. Een partij kan een door haar aangewezen arbiter of aan wiens benoeming zij heeft deelgenomen, slechts wraken om redenen waarvan zij na de benoeming of na haar deelname aan de benoeming kennis heeft gekregen.

Arbitrage opties

26 Wat zijn de mogelijkheden bij de keuze van een arbiter of arbiters?

Ongeacht of zij door een tot aanstelling bevoegd gezag zijn aangewezen of door partijen zijn benoemd, kan van arbiters worden verlangd dat zij een bepaalde ervaring en achtergrond hebben met betrekking tot het specifieke geschil dat aan de orde is. Deze eisen kunnen betrekking hebben op beroepskwalificaties op een bepaald gebied, juridische vaardigheden, technische expertise, talenkennis of het hebben van een bepaalde nationaliteit.

Veel arbiters zijn advocaten in de privé-praktijk; anderen zijn academici. In enkele geschillen, voornamelijk over technische zaken, zijn techneuten en advocaten lid van het panel.

Kwalificatie-eisen kunnen worden opgenomen in een arbitrageovereenkomst, wat grote zorgvuldigheid vereist omdat het obstakels kan opwerpen in het benoemingsproces (d.w.z. een argument over de vraag of aan de overeengekomen eisen wordt voldaan).

Arbitrale procedure

27 Bevat het nationale recht inhoudelijke vereisten voor de te volgen procedure?

Het staat de partijen vrij om binnen de grenzen van de dwingende bepalingen van het ACCP overeenstemming te bereiken over het reglement van orde (bijvoorbeeld door verwijzing naar specifieke arbitrageregels). Wanneer de partijen geen regels zijn overeengekomen of geen eigen regels hebben vastgesteld, zal het scheidsgerecht, met inachtneming van de dwingende bepalingen van het ACCP, de arbitrage op een door hem passend geachte wijze voeren.

De verplichte regels van de arbitrageprocedure houden onder meer in dat de arbitanten onpartijdig en onafhankelijk moeten zijn en blijven. Zij moeten alle omstandigheden bekendmaken die aanleiding kunnen geven tot twijfels over hun onpartijdigheid of onafhankelijkheid. De partijen hebben het recht om op een eerlijke en gelijke wijze te worden behandeld en om hun zaak voor te leggen.

Verdere mandaire regels hebben betrekking op het arbitraal vonnis, dat schriftelijk moet worden vastgelegd, en de gronden waarop een vonnis kan worden aangevochten. Verder moet een scheidsgerecht het door de partijen gekozen materiële recht toepassen, bij gebreke waarvan het het passend geachte recht zal toepassen.

Interventie van de rechtbank

28 Op welke gronden kan de rechtbank ingrijpen tijdens een arbitrage?

De Oostenrijkse rechtbanken kunnen alleen in arbitragezaken tussenbeide komen wanneer zij daartoe uitdrukkelijk toestemming hebben gekregen op grond van de artikelen 577 tot en met 618 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (ACCP). Zowel het bevoegde gerecht als een scheidsgerecht zijn bevoegd om voorlopige maatregelen te nemen ter ondersteuning van een arbitrageprocedure. De partijen kunnen de bevoegdheid van het scheidsgerecht voor voorlopige maatregelen uitsluiten, maar zij kunnen de bevoegdheid van het gerecht voor voorlopige maatregelen niet uitsluiten.

De tenuitvoerlegging van voorlopige maatregelen valt onder de exclusieve bevoegdheid van de rechtbanken.

De tussenkomst van de rechtbanken is beperkt tot het uitvaardigen van voorlopige maatregelen, het verlenen van bijstand bij de benoeming van arbiters, de herziening van beslissingen tot wraking, de beslissing over de vroegtijdige beëindiging van het mandaat van een arbiter, de tenuitvoerlegging van voorlopige en bewarende maatregelen, de bijstand van de rechtbank bij gerechtelijke handelingen waartoe het scheidsgerecht niet bevoegd is, de beslissing over een verzoek tot vernietiging van een arbitraal vonnis, de vaststelling van het al dan niet bestaan van een arbitraal vonnis en de erkenning en de tenuitvoerlegging van vonnissen.

Tussentijdse verlichting

29 Hebben arbiters de bevoegdheid om voorlopige maatregelen te nemen?

Ja - een scheidsgerecht heeft ruime bevoegdheden om op verzoek van een partij voorlopige maatregelen te bevelen indien het dit nodig acht om de tenuitvoerlegging van een vordering te waarborgen of om onherstelbare schade te voorkomen. In tegenstelling tot de voorlopige rechtsmiddelen die in een gerechtelijke procedure beschikbaar zijn, is een scheidsgerecht niet beperkt tot een reeks van opgesomde rechtsmiddelen. De rechtsmiddelen moeten echter verenigbaar zijn met het handhavingsrecht, om moeilijkheden in het stadium van de tenuitvoerlegging te voorkomen. In dit verband kan het scheidsgerecht elke partij verzoeken een passende zekerheid te stellen in verband met dergelijke maatregelen om lichtzinnige verzoeken te voorkomen (artikel 593, lid 1, van het ACCP).

Het scheidsgerecht - of elke partij met de goedkeuring van het scheidsgerecht - kan een rechtbank verzoeken om gerechtelijke handelingen te verrichten (bijvoorbeeld betekening van een dagvaarding, bewijsverkrijging) waarvoor het scheidsgerecht niet bevoegd is.

Prijs

30 Wanneer en in welke vorm moet de award worden uitgereikt?

De vormvereisten voor arbitrale vonnissen zijn te vinden in paragraaf 606 ACCP en zijn in overeenstemming met de standaardbepalingen. De vormvereisten bepalen dat het arbitraal vonnis moet worden gewezen:

  • op schrift te stellen;
  • ondertekend door de bij de procedure betrokken arbiters;
  • de datum van afgifte ervan weergeven; - de zetel van het scheidsgerecht weergeven; en
  • de redenen te vermelden waarop het is gebaseerd. Het arbitraal vonnis heeft het effect van een definitieve en bindende rechterlijke uitspraak (art. 607 ACCP).

Beroep

31 Op welke gronden kan tegen het vonnis beroep worden aangetekend bij de rechtbank?

Het enige beschikbare rechtsmiddel tegen een arbitraal vonnis is een verzoek tot vernietiging van het vonnis. Dit geldt ook voor arbitrale vonnissen over de bevoegdheid. De rechter kan een arbitraal vonnis niet op zijn rechtsgeldigheid toetsen. Het verzoek tot vernietiging moet worden ingediend binnen drie maanden na de datum waarop de eiser het vonnis heeft ontvangen. Tegen een arbitraal vonnis is geen hoger beroep mogelijk.

Een arbitraal vonnis wordt vernietigd indien:

  • er geen geldige arbitrageovereenkomst bestaat of indien het scheidsgerecht zijn bevoegdheid heeft ontzegd, ook al bestond er een geldige arbitrageovereenkomst;
  • als een partij niet in staat was een geldige arbitrageovereenkomst te sluiten;
  • indien een partij niet naar behoren in kennis is gesteld van de benoeming van een arbiter of van het arbitraal geding of anderszins niet in staat was de zaak voor te leggen;
  • indien de arbitrale uitspraak betrekking heeft op een geschil dat niet onder de arbitrageovereenkomst valt of beslissingen bevat over zaken die buiten het toepassingsgebied van de arbitrageovereenkomst of de onderwerping van de partijen aan arbitrage vallen;
  • indien de oprichting of de samenstelling van het scheidsgerecht in strijd was met de respectieve regels; en
  • indien de arbitrageprocedure in strijd met de Oostenrijkse openbare orde is gevoerd.

Voorts kan een vonnis worden vernietigd indien de voorwaarden bestaan waaronder tegen een rechterlijke beslissing beroep kan worden ingesteld door een klacht tot herziening in te dienen overeenkomstig artikel 530, lid 1, nr. 1-5 van het ACCP. Deze bepaling ontmoedigt de omstandigheden waaronder criminele handelingen tot een bepaald vonnis hebben geleid. Een verzoek tot vernietiging van een vonnis op deze gronden moet worden ingediend binnen vier weken na de datum waarop het vonnis over het desbetreffende strafbare feit definitief en bindend is geworden.

Een vonnis kan ook terzijde worden geschoven als de zaak in kwestie volgens het nationale recht niet arbi-tabiel is.

Handhaving

32 Welke procedures bestaan er voor de tenuitvoerlegging van buitenlandse en binnenlandse gunningen?

De procedure voor de tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen is zowel in het ACCP (artikel 614) als in de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet (artikel 409) vastgelegd. Buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken zijn uitvoerbaar op basis van bilaterale of multilaterale verdragen die Oostenrijk heeft geratificeerd - de belangrijkste van deze rechtsinstrumenten zijn het Verdrag van New York inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken van 1958 en het Europees Verdrag inzake internationale handelsarbitrage van 1961. In dit verband zijn de tenuitvoerleggingsprocedures in wezen dezelfde als voor buitenlandse beslissingen. Binnenlandse scheidsrechterlijke uitspraken zijn op dezelfde wijze uitvoerbaar als binnenlandse vonnissen.

Kosten

33 Kan een succesvolle partij haar kosten terugverdienen?

Met betrekking tot de kosten hebben de scheidsgerechten een ruimere discretionaire bevoegdheid en zijn ze over het algemeen liberaler dan de rechtbanken. Het scheidsgerecht heeft een discretionaire bevoegdheid bij de verdeling van de kosten, maar moet rekening houden met de omstandigheden van de zaak, in het bijzonder met de uitkomst van de procedure. Als vuistregel geldt dat de kosten de gebeurtenis volgen en worden gedragen door de in het ongelijk gestelde partij, maar het scheidsgerecht kan ook tot andere conclusies komen als dit passend is voor de omstandigheden van de zaak.

Het ACCP zwijgt over het soort kosten dat voor vergoeding in aanmerking komt. Wanneer de kosten niet met elkaar worden verrekend, moet het scheidsgerecht, voor zover mogelijk, tegelijk met de beslissing over de aansprakelijkheid voor de kosten, ook het bedrag van de te vergoeden kosten vaststellen. In het algemeen zijn de advocatenkosten berekend op basis van uurtarieven ook terugvorderbaar.

Een uitzondering op deze regel is te vinden in artikel 609, lid 2, van het ACCP, dat het scheidsgerecht de bevoegdheid geeft om te beslissen over de verplichting van de eiser om de kosten van de procedure te vergoeden indien het heeft vastgesteld dat het niet bevoegd is omdat er geen arbitrageovereenkomst is.

ALTERNATIEVE GESCHILLENBESLECHTING

Soorten ADR

34 Welke soorten ADR-procedures worden vaak gebruikt? Is een bepaald ADR-proces populair?

De belangrijkste buitengerechtelijke methoden waarin de wet voorziet, zijn arbitrage, bemiddeling (voornamelijk in familierechtelijke zaken) en bemiddelingscommissies in huisvestings- of telecommunicatiezaken.

Bovendien voorzien verschillende beroepsorganisaties (advocaten, notarissen, artsen, burgerlijk ingenieurs) in mechanismen voor de beslechting van geschillen tussen hun leden of tussen leden en cliënten, waarbij de Bemiddelingswet van toepassing is. De oplossing die met de hulp van de bemiddelaar wordt bereikt, is echter niet afdwingbaar door de rechtbank.

Vereisten voor ADR35 Is er een verplichting voor de partijen bij een rechtszaak of arbitrage om ADR voor of tijdens een procedure te overwegen? Kan de rechtbank de partijen verplichten om deel te nemen aan een ADR-procedure?

Nee - er zijn geen algemene vereisten in de Oostenrijkse wetgeving die voorzien in verplichte schikkingen of die de partijen verplichten ADR te overwegen alvorens een arbitrage of een rechtszaak aan te spannen. Toch is het niet ongewoon dat rechters - aan het begin van het proces - partijen informeel aansporen om de mogelijkheden voor een schikking te onderzoeken of zich eerst tot bemiddelaars te wenden.

DIVERSEN

Interessante kenmerken

36 Zijn er bijzonder interessante kenmerken van het systeem voor geschillenbeslechting die in geen van de voorgaande vragen aan de orde zijn gekomen?

Niet van toepassing.

UPDATE EN TRENDS

Recente ontwikkelingen

37 Zijn er voorstellen voor een hervorming van de geschillenbeslechting? Wanneer worden de hervormingen van kracht?

Op 1 januari 2019 zijn wijzigingen van de handhavingswet in werking getreden. Deze wijzigingen geven nu toegang tot gegevens over lopende handhavingsprocedures. Advocaten en notarissen hebben toegang tot informatie over de tenuitvoerleggingsrechtbank, het zaaknummer en het bedrag van de schuld waarop de tenuitvoerleggingsprocedure betrekking heeft. De databank is online beschikbaar en is bedoeld om potentiële eisers te helpen bij de beoordeling van de kredietwaardigheid van hun potentiële respondenten voordat zij een gerechtelijke of arbitrageprocedure beginnen.

Een andere recente ontwikkeling is een besluit van het Oostenrijkse Hooggerechtshof waarin wordt bevestigd dat het in kracht van gewijsde gaan van een buitenlands vonnis van toepassing is op alle stadia van een in Oostenrijk gevoerde procedure. Dit is met name van belang omdat de beslissing duidelijk maakt dat het effect van het in kracht van gewijsde gegane vonnis ook van toepassing is op hangende beroepsprocedures. Het Oostenrijkse Hooggerechtshof heeft benadrukt dat dit geldt voor beide kwesties met betrekking tot het gezag van gewijsde - namelijk de exclusiviteit (ne bis in idem) en de bindende werking van buitenlandse vonnissen. Bovendien heeft het Oostenrijkse Hooggerechtshof verduidelijkt dat het verbod op novatie in een beroepsprocedure alleen van toepassing is op nieuwe feiten en nieuw bewijsmateriaal, en dus niet uitsluit dat het hof van beroep de kracht van gewijsde van een nieuwe buitenlandse beslissing in aanmerking neemt.